Boter

Het lachen was me vergaan. Meer dan vier weken al keek ik op te kleine schermpjes die diverse nóg kleinere beeldjes toonden van mensen die ik wel kende, maar van wie determinatie door de piepkleine hoofdjes onmogelijk was. Ik wist wie het waren, maar wie was wie? De enige weg uit mijn misère, de leesbril, lag beneden op tafel. Vier weken alléén maar thuiswerken. Niet om te lachen. Het was tijd om het beeld en mijn blik te verruimen. Het was tijd voor een boodschap.

In de gele supermarkt dwaalde ik doelloos met een gedesinfecteerd karretje langs de schappen op zoek naar iets met humor, me tegelijkertijd realiserend dat dat tijdens een crisis in een supermarkt een uitzichtloze missie was. Ik liep langs nootjes (niet grappig, wel lekker), melk (niet grappig, niet lekker) en koekjes. Ik zette mijn leesbril op en bestudeerde duizend varianten, toen ik ineens iemand naast me opmerkte. De vrouw bleef op gepaste afstand, maar eiste desalniettemin mijn aandacht op. ‘U heeft hetzelfde probleem als ik,’ zei ze, zich fysiek verontschuldigend voor de brutaliteit om contact met mij te zoeken en wijzend naar mijn bril. ‘Ach ja,’ stamelde ik. ‘De jaren gaan tellen, nietwaar?’ Allemachtig, kon ik écht niets anders verzinnen dan dát? De vrouw legde iets op een schap tussen ons in. Een pakje roomboter, zag ik. ‘Rechtsboven,’ zei ze, ‘staat daar ‘ongezouten? Ik ben mijn bril vergeten.’ Ik liep naar het pakje boter terwijl zij twee stappen naar achter deinsde, en ik las. ‘Ongezouten?’ vroeg ik verbaasd. Ze knikte. Ik lachte vriendelijk. ‘Nee mevrouw,’ zei ik, ‘daar staat niet ‘Ongezouten’. Er staat ‘Serveertip’’. We lachten allebei luid en hartelijk. Alsof het geen crisis was.