Brug

De winter leek ongemerkt de herfst in te glijden. Vier jaargetijden in een dag, en dat maanden lang. Desalniettemin verkoos ik het om te voet naar de stad te gaan. Opa zei het altijd als het regende terwijl hij op de fiets stapte: We binne niet fan suuker. Maar het ging goed, dat wil zeggen: het weer viel mee, maar de brug ging voor mijn neus open. Ik kon niets anders doen dan met vele lotgenoten wachten en kijken. Na een stuk of wat boten naderde een open sloep. Gehuurd in Heeg, volgepakt met mannen van middelbare leeftijd, ieder voorzien van een groen flesje en voor even losgelaten. Hun tongval en volume verrieden een afkomst van de andere kant van de Afsluitdijk.

‘Niet springen!’ brulde een van hen tegen iemand op de Waterpoort. En nog een keer. Hahahaha. Intussen had de roerganger moeite om het hele zaakje recht onder de brug te krijgen. Toen, alsof het in Leeuwarden te horen moest zijn: ‘Het lijkt hier Friesland wel!’ Hahahahahaha. En: ‘Nou, die inheemsen zijn hier niet echt van de lol!’ Hahahaha. Nee. Die inheemsen staan hier verdomme een half uur te wachten op een stel amoeben die voor het weekend van hun vrouw zijn losgeweekt, die niet kunnen varen en die denken dat hun infantiele gedrag door iedereen wordt gewaardeerd. Ik moet doorgaans om heel andere dingen lachen. Intussen brak het zonnetje door. Heerlijk warm. Toch, stiekem, met die open sloep in gedachten, hoopte ik dat het merengebied dit weekend nog even goed zou worden bedeeld met een paar flinke buien. Daarna mag de zomer beginnen. Het wordt tijd.